De archeologie houdt zich bezig met het bestuderen van de mens in het verleden, met zijn leefwijze en zijn leefomgeving. De belangrijkste bron van informatie voor de archeoloog is de bodem. In de bodem zijn de materiële resten van het verleden in hun originele context te vinden.
Het is de plaats waar mensen die − bewust of onbewust – hebben achtergelaten, bijvoorbeeld waterputten. Dit zogenaamde bodemarchief is kwetsbaar. Informatie die ongezien uit het bodemarchief verdwijnt, is voorgoed verloren.
Bodemlaag
De archeoloog is niet alleen op zoek naar materiële resten uit het verleden, hij/zij kijkt ook naar de bodemlaag waarin hij/zij deze resten vindt. De bodemlaag zegt namelijk veel over de periode waarin de resten werden achtergelaten en over de manier waarop het landschap zich in de loop van de tijd ontwikkelde. Als graafwerkzaamheden de bodem verstoren, komen de vondsten misschien wel naar boven, maar kan de archeoloog niet vaststellen uit welke bodemlaag deze vondsten afkomstig zijn. Deze 2 elementen zijn dus samen bepalend voor de betekenis van het archeologisch materiaal en voor de kennis over de ontwikkeling en bewoning van het landschap. Het archeologisch bodemarchief bevat informatie, die behouden moet worden. Dat bleek uit vondsten die de afgelopen jaren zijn gedaan.
Archeologiebeleid
Het archeologiebeleid is erop gericht om zoveel mogelijk materiaal ‘in situ’, dus in de context waar het sinds de depositie gelegen heeft, ongestoord te bewaren (Verdrag van Malta). Waar bodemverstoring onvermijdelijk is, zal archeologisch onderzoek moeten worden verricht.
Afhankelijk van de locatie, de reeds aanwezige bodemverstoring en de mate van nieuwe verstoring zal worden besloten in hoeverre en wat voor soort archeologisch onderzoek verricht moet worden. Lees meer over archeologiebeleid